Gnomologen

Op de 65e vergadering (16 november 1958) vond am. Henk Doedens dat er de laatste tijd zoveel spreuken gebezigd werden als bv. “Goede soep is bijna water” enz.. Hij vond het van belang dat er een spreukenschrijver of spreukelaar benoemd werd die de spreuken zou opschrijven in een spreukenschrift. De praeses verzocht hem daarop als spreukelaar te fungeren en na toestemming werd hij als zodanig geïnstalleerd. Later zou de naam veranderen in gnomoloog. Het spreukenschrift wordt gnomologicon. Waar dit zich momenteel bevindt is helaas onbekend.

In de 66e vergadering werd de spreuk “Goede soep is bijna water“ veranderd in “Dunne soep is toch beter”

In de 70e vergadering (28 april 1959)  kreeg am. Doedens de gelegenheid spreuken te putten uit het gnomologicon. De spreukelaar had echter niets opgenomen, dat de moeite waard was voor het gnomologicon. De praeses vroeg of am. Doedens ook spreuken waargenomen had bij am. Stroes, maar dit bleek niet het geval. Eén spreuk sierde echter al het gnomologicon, afkomstig van am. Krajenbrink: “We hebben allen een eigen mening”

In de 80e vergadering krijgt de spreukelaar de gelegenheid nieuwe spreuken uit zijn gnomologicon voor te lezen. Het blijkt dat de nieuwe spreuk al een oude spreuk is analoog aan een spreuk gepubliceerd in de Vera-almanak van 1908.

Am. Doedens wordt in dat jaar opgevolgd door am. Engbert Tienkamp. Die komt in vergadering 81 (2 mei 1961) met de volgende spreuk: “Laat vrouwe Ernst om wier lippen toch een zweem van een speelse glimlach zweeft, onze leidssterre zijn.” In vergadering 84 (16 mei 1961) meldt hij dat er geen nieuwe spreuken zijn en hij herhaalt zijn laatste spreuk.

In 1961 wordt hij opgevolgd door am. H.P. Goutbeek, die zich daarna niet onbetuigd laat.

In vergadering 92 (11 april 1962) stelt hij als spreuk voor: “Slinks rechtsafgaan is fout, vooral als je nog in bad moet.” Deze wordt goedgekeurd.

Vergadering 93 (14 mei 1962): Am. Goutbeek poneert 2 spreuken, die door de vergadering waardig worden bevonden voor het gnomologicon: “Van obscure leden kunnen knopen gemaakt worden voor de O.J.” (am. J Smit) en “Amici worden niet gevoerd, opdat de wisseltrofee niet gestolen worde” (am. H. E. Doedens)

In vergadering 96 (12 oktober 1962): “U neemt de dingen te zwaar op, U wordt zelf ook zwaarder, mijnheer de praeses. Goede soep is dunne soep.”

In de 98e vergadering (18 november 1962) stelt hij de volgende spreuk voor: “Het dispuut wordt door HAAR op de kiezen gehad.”
Am. Smit vraagt naar de achtergrond, maar volgens am. Goutbeek is alleen de functie belangrijk.
De vergadering verwerpt de spreuk, evenals een door de praeses voorgestelde wijziging. Wel wordt goedgekeurd: “De IXNAΘON-pils gaat boven de broodwinning.”

In vergadering 100 (8 februari 1963) legt de gnomoloog de spreuk “Als am. Krajenbrink zich onthoudt doet hij meer dan U denkt” in het midden.
Deze wordt op verzoek van am. Smit als volgt gewijzigd en goedgekeurd: “Als am. Krajenbrink zich onthoudt doet hij meer dan denken”

En in vergadering 102 (28 maart 1963) geeft de gnomoloog te kennen 3 spreuken te hebben gevonden:
“Het ei van Columbus was een kievitsei”,
“Een i zij in zijn verenging ten volle verzekerd” en
“Am. te Velde luistert geweldig als hij naar zichzelf kan luisteren”

In de 108e vergadering (10 december 1963) verduidelijkt de gnomoloog, am. Goutbeek nog eens de geheimen van het gnomologicon, waarin veertien belangrijke spreuken staan opgetekend. Spreuk 13 onderwerpt hij aan een kritische beschouwing.
Am. Vreeken heeft indertijd de spreuk ‘IXNAΘON-pils gaat boven de broodwinning” gelanceerd.
Zelf is hij ontrouw geworden aan deze stelregel. Of am. Vreeken moet terugkomen of de spreuk geschrapt.
Am. Westerbrink valt de spreuk waarin over slinks-rechts verdwijnen en in bad duiken gesproken wordt aan. Hij twijfelt aan de juiste historische achtergrond.

In vergadering 109 (21 januari 1964) beweert de gnomoloog geen nieuwe spreuken te hebben, maar komt wel met de spreuk: “Niets is een vorm van het volmaakte”.
Enkele leden willen de spreuk wijzigen in: “Niets is ook een vorm van het volmaakte”

In de 110e vergadering (31 januari 1964) laat de gnomoloog weer van zich horen. Hij is tot de ontdekking gekomen dat de spreuken in dit jaar in het persoonlijke vlak getrokken zijn. Hij wil nu een algemene spreuk voorstellen: “Als wij onnosel kijkend HAAR in de armen lopen zien wij ons zelf.” 
Hierop komt een aantal amendementen los. Het woord “onnosel” wekt veel onbegrip.
Als tegenstelling geeft am. Smit het woord “nosel”.
Am. Dijksterhuis is nogal stug wat het handhaven van z’n amendement betreft. Hij wil toegevoegd zien “in HAAR”.
De vergadering besluit tot een compromis. Deze toevoeging zal op de volgende manier toegevoegd worden: tussen haartjes en met aanhalingstekens.
Met grote meerderheid komt de vergadering tot opneming van de spreuk in deze vorm.

In vergadering 112 (17 maart 1964) zegt de gnomoloog nog weinig gedaan te hebben; hij weet niet precies wat hij moet. Hij geeft vervolgens 2 spreuken ter overweging: “Aan HAAR mos wordt niet getornd” en “Eigen HAAR is goud waard” 
Am. te Velde zegt met een blik op de klok dat deze spreuk de moeite waard is om de volgende keer te worden besproken.

In de 117e vergadering (12 februari 1965; am Goutbeek is inmiddels opgevolgd door am. D.A. Bosch) tracht de gnomoloog telepathisch contact met HAAR te krijgen. Hij memoreert nog eens 2 spreuken: “Aan HAAR mos wordt niet getornd” en “Eigen HAAR is goud waard” en voegt er aan toe: “Ik haalde HAAR  uit Haren”.
Am. Keizer: “Ik heb  éénmaal in HAAR mos gelopen, maar het was zeer duidelijk; er werd nergens aan getornd. Ik heb goed gekeken en ik zag echt niemand tornen. Ik vind dit een open-mos-trapperij en dien een amendement in:  “In HAAR mos wordt niet gemorst”
De gnomoloog laat zijn cassata rusten om de walgelijke opmerking van am. Keizer te beantwoorden. “Tornen is beter dan morsen. Ik denk aan verboden op het gras te lopen en bij morsen is men al op het mos.”
Am. Smit: “Ik heb am. Keizer éénmaal in de verleiding zien staan om te morsen, maar het ging nog goed. Maar am. Bosch staat aan grotere verleidingen bloot. Hij tornde, maar het was zó vies”
En zo gaat de discussie nog een tijd verder.

Op de 120e vergadering (11 mei 1965) wordt bekend gemaakt dat onze beschermvrouwe is overleden. Het valt de gnomoloog op die vergadering moeilijk om over zijn intimiteiten met HAAR te vertellen. De contacten met HAAR zijn beter, misschien omdat de begraafplaats dichterbij is dan Slochteren. Hij wil enige tijd van rouw, niet dadelijk een nieuwe, er moet enige tijd over heen gaan (dit naar aanleiding van de roep om een hengelcommissie op zoek naar een nieuwe beschermfiguur nu er door HAAR verscheiden is)

Op 8 maart 1966 wordt am. Andries Bosch als gnomoloog opgevolgd door am. Reinder v.d. Molen, maar niet nadat hij nog met 3 nieuwe spreuken op de proppen komt, die na enige wijzigingen als volgt worden aangenomen:
HAAR kus brandt immer op onze borsten, Hallekidee, omdat we HAAR niet nemen dorsten, Hadsekidee.
HAAR vriendelijk verscheiden was meer dan overlijden, stilte.
HAAR keurse lijf bevindt zich thans bij IXNAΘON in zonneglans.
Am. Smit: wat is keurs? Am. Bosch legt het (onvoorbereid) uit.

Op 21 juni 1966, in vergadering 130 legt de gnomoloog, am. v.d. Molen, uit, dat hij het moeilijk heeft. Wanneer het weer gaat, hij boven zijn “ijzeren koudepunt” is, zal hij veel vruchtbaarder kunnen werken. Hij belooft activiteit voor de volgende vergadering

Het zal echter nog tot de 134e vergadering (29 en 30 oktober 1966) duren voordat hij goed omkleed een zéér uitgebreid verslag doet, waaruit duidelijk blijkt waar de gnomoloog heen wil: Naar meer vrouwen bij het dispuut. Doe meer vrouw in uw dispuut. Zijn voorstellen:

  1. AAN HAAR MOS WORDT NIET GETORND.
  2. Ook mos kan mores geleerd worden.
  3. Mogen zij de benen spreiden en de poorten openen om tot HAAR in te gaan.
  4. Het bed is via bad in bar om te bouwen.

Am. Schreuder is tegen de 3e spreuk, het contact is te fysiek.
Maar de gnomoloog wil integratie. We moeten af van het geharrewar over het diner.
Maar de andere amici zijn ook tegen deze spreuk.
De gnomoloog kan zijn ergernis bijna niet verbergen.
De eerste spreuk kan samen met een oude als a en b gezien worden. Hij is al gemeengoed geworden en wordt aangenomen.
Am. Ballast: hoe kan dat nou: wel mores leren en niet tornen? Praeses: er is verschil tussen mores en HAAR mos.
Ook de 2e spreuk wordt aangenomen.
Am. Schreuder: Heeft de 4e spreuk soms nut i.v.m. huisvesting van het dispuut?
De gnomoloog zegt dat hij dat al heeft uitgelegd en ook de 4e spreuk wordt aangenomen.

Op 7 maart 1967, in de 138e vergadering volgt am. Klaas Schreuder am.  Reinder v.d. Molen op als gnomoloog; hij wordt bij ontstentenis geïnstalleerd.

Am. Ger v.d. Werf volgt op 23 januari 1968 in vergadering 144 am. Klaas Schreuder op als gnomoloog, nadat die heeft gezegd weinig te verslaan te hebben. Hij vergelijkt het gnomologicon zoals vroegere IXNAΘONEN ook reeds deden, met een éénogig konijn in een agrarisch landschap.

In de 145e vergadering (8 februari 1968) heeft de gnomoloog weer iets te vertellen. Het huidige gnomologicon is vol en hij kan met een nieuw gnomologicon beginnen, waarvoor hij ook al een spreuk heeft. De spreuk lokt enkele reacties uit, maar tot een stemming komt het niet.

In de 148e vergadering van  7 mei 1968 komt de gnomoloog opnieuw met de mededeling dat het gnomologicon vol is. Hij komt desondanks met een aantal gnomen. Een daar van is: IXNAΘON EET HOOG . Er volgt een uitgebreide discussie. Uiteindelijk wordt het gnoom aangenomen, maar het dient verticaal geschreven te worden:
I
X
N
A
Θ
O
N

E
E
T

H
O
O
G

Op 19 oktober 1968 in de 150e vergadering komt de gnomoloog weer met enkele gnomen. Nadat hij eerst heeft uitgelegd wat gnomen zijn, leest hij er enkele voor, zoals “er wordt te weinig aan filosofie gedaan’ en “wat is dommer, oliedom of Friezendom?” Hij stelt o.a. voor als gnoom de uitspraak van am. Hemminga: “alles wat ik zeg wens ik genotuleerd te zien” en “een eetcommissaris is geen voetbal”. Deze spreuken worden aangenomen, met bij het eerste gnoom het accent op ìk.

In vergadering 157 van 2 november 1969 wordt bekend gemaakt dat am. Bert Ballast am. G.Th. v.d. Werf zal opvolgen als gnomoloog.

159 (februari 1970)
Bij zijn afscheid als gnomoloog in de 159e vergadering in februari 1970 moet am. v.d. Werf nog iets van het hart: er moeten gnomen verwijderd kunnen worden, o.a. “Wat is dommer, oliedom of Friezendom?”

Hij biedt een nieuw gnomologicon aan. “Nou het is dus zo … moet ik ophouden?”
Praeses: “Nee, ga nog maar even door.”
Am. v.d.Werf gaat nog even door. “Niet iedere man kan naar Corinthe gaan.” Hij stelt tenslotte de nieuwe gnomoloog voor: am. Ballast.

Deze laat in de 164e vergadering (9 juni 1970) van zich horen met enkele op- en aanmerkingen over het gnomologicon. Hij heeft ook enige gnomen, die worden goedgekeurd. (vermeld wordt niet welke gnomen dat zijn.)