Commissie ter Beheersing van de Materie

De commissie werd op 24 november 1957 ingesteld na klachten van diverse amici over de wijze waarop de fiscus zijn stoel gebruikte. Am. Krajenbrink merkte op dat  als de fiscus bezig was met zijn stoel, hij niet paraat was zoals het hoort.
“Wij moeten van Marx meenemen dat we de natuur moeten beheersen. Aldus moeten we aan de vermogens van onze fiscus-assessor twijfelen” waren de letterlijke woorden van deze amicus. De discussie ging nog een tijd door en uiteindelijk werd de commissie in het leven geroepen en namen am. Henk Troelstra en am. Jaap Smit er in zitting.

Het blijft een tijdje stil, maar in vergadering 64 (het is dan al 20 oktober 1958) doet am. Troelstra voor het eerst verslag: hij vertelt dat ze [de commissie] de drukste tijd wel achter de rug heeft, aangezien de zetel van de fiscus-assessor nu op vele vergaderingen ledig is.

In vergadering 69 (20 maart 1959) lezen we het volgende verslag van am. Troelstra: “Indien we de materie willen beheersen, dan is het nodig de hulp in te roepen van andere materie”.
En niet veel later, in vergadering 70 (28 april 1959): “Het onderzoek heeft jaren geduurd en inderdaad vruchten opgebracht. De materie is nu in staat zich te verplaatsen door een druk op de knop. Dit feit heeft ons belangrijk verder gebracht.”
Am. Roosjen vindt het fijn dat het onderzoek vordert en wenst dat am. Troelstra promoveert en stellingen zal opwerpen. De praeses ziet met hunkering de proefschriften tegemoet en zou graag willen zien dat de fysicus zijn visie hieromtrent geeft.
Am. Smit: “de fysicus zou graag willen dat het feit van de beheersing van de materie verwezenlijkt werd. Onderzoekingen zijn dus gedaan, doch spreken nog niet tot onze verbeelding. Hij is daarom bang als fysicus zijnde niet voldoende bevrediging te geven aan de onwetendheid van am. Roosjen.”
Am. Roosjen: “dit alles zou waar zijn als de fysicus promoveert.”
En zo gaat het nog even verder.

In vergadering 76 (23 juni 1960) beweert am. Smit tijdens het punt ‘commissieverslagen’ in deze commissie te zitten. Bij navorsing blijkt dat niet, maar bij verdere navorsing toch waar te zijn.

In vergadering 79 (12 december 1960) brengt am. Smit dan voor het eerst verslag uit namens de commissie. De commissie heeft het tokelspel beoefend. Dit spel is zuiver stof, geen vorm. Daarom was het geschikt om vat op de materie te krijgen. Het is echter niet mogelijk de materie in dezen te beheersen, je kunt alleen elkaar beheersen.
Am. Roosjen vraagt of de commissie nog meer spelletjes gaat spelen. Het monkelen had overigens meer kansen geboden.
Am. Smit: “het monkelen is te moeilijk, zes stukken, zes culturen zijn te moeilijk als uitgangspunt.”

In vergadering 82 (23 maart 1961) laat am. Smit weer van zich horen met een verslag: “am. H. Troelstra en am. J. Smit hebben existentieel de materie van de Kralingse Plas beheerst. Hinkende en sluipende vanwege de mensen die rust om zich heen wilden, is de materie van de Kralingse Plas afgemeten. IXNAΘON werd beleefd, want IXNAΘON is het concreet beheersen van de materie.”

En dan in de 84e vergadering (16 mei 1961): “de geest is vaardig over IXNAΘON. De materie wordt dus inderdaad beheerst.”

In vergadering 85 (15 juni 1961) wordt am. Smit in de gelegenheid gesteld verslag uit te brengen, maar hij vindt het niet lonend verslag uit te brengen voor een kleine vergadering. Am. Roosjen vraagt dan om een p-pauze, omdat hij zijn materie niet langer beheerst. Daarna wordt am. Smit nogmaals in de gelegenheid gesteld verslag uit te brengen.
Am. Smit: “De commissie laat zich niet overdonderen door een IXNAΘON-vergadering die denkt dat ze iets kan hebben, wat ze nog niet kan hebben.”
Am. Roosjen: “Am. Smit dacht dat wij onze materie niet konden beheersen. Hij moet het algemeen houden.”
Am. Smit: “Ik ben dankbaar gestemd jegens am. Roosjen voor zijn onderscheid beheersing in ’t bijzonder tegenover beheersing in ’t algemeen. De commissie is zelfs in staat om de materie in het bijzonder te beheersen. De commissie zal echter ten eeuwigen dagen weigeren verslag op deze vergadering uit te brengen.”

Vergadering 86 ( 21 september 1961): Am. J. Smit: “Het onderzoek is nog steeds gaande. Er zijn vele mogelijkheden ontdekt, maar de uitkomst is er nog niet. Er is getracht het onderzoek op niets uit te laten lopen, de materie moest verdwijnen. Het vacuüm moest bereikt worden, het luchtledig zo volledig, het was evenwel vrij ledig. Maar het onderzoek gaat verder.”
Am. J. Krajenbrink: “Is de commissie gestuit op iets of niets?”
Am. Smit: “Op een ietsje, niet op Nietzsche, maar minder dan op een pietsje.”

In de 87e vergadering (12 november 1961) blijft de commissie in gebreke vanwege de beheersing van haar lichaam. De commissie is overdonderd door de materie, door elementen, en is er nog niet bovenuit gekomen.

En dan in vergadering 89 (26 januari 1962, het 3e lustrum) het volgende verslag van am. Smit: “De vibrerende materie die wij zelf zijn kan als volgt gescheiden worden: Lichaam, ziel en geest. We hebben steeds lering nodig.”
Am. Smit citeert vervolgens uit het oeuvre van Jan Pieter Heije: “Jantje zag eens pruimen hangen.” Hij ziet in dit gedicht: het neen tegen de vrucht en de vrucht van dit neen, en onderscheidt drie punten:
1) de verleiding afgewezen,
2) de deugd aangewezen en
3) de beloning toegewezen.

Vergadering 90 (15 februari 1962), am. Smit: “Op het lustrum hebben wij de brute materie beheerst; zij wordt beheerst door haar stuk te maken; oftewel positief geïnterpreteerd: er is al zo veel samengesteld, laat men zich nu afreageren. Hiertoe is VERA op het lustrum uitstekend in staat gesteld. De commissie heeft ook nog lekker gegeten, laat haar het goed verwerken.”

Vergadering 94 (14 juni 1962), am. Smit: “De commissie heeft zoveel werk verzet, dat ik niet weet, waar te beginnen. Ik had een ingezonden stuk van mijn medecommissielid, am. Troelstra, verwacht. Deze heeft de materie onder zijn beheersing genomen en zal IXNAΘON zeker mee willen laten genieten. De commissie heeft daden verricht: zij heeft de materie beheerst, overmeesterd, door de baard van Sinterklaas te onderzoeken. Wat borg die baard? Bij Zeus, mijnheer de praeses: de baard baarde een muis!”

Dan in vergadering 97 (9 november 1962), am. Smit: “We hebben vandaag weer de term ‘beheersing van de materie’ laten vallen, zoals te doen gebruikelijk is op de dag van een IXNAΘON-vergadering. We kunnen niet zomaar aan het beheersen zijn; dit brengt Macht mee, Verantwoordelijkheid.” Hij verzoekt de abactis deze woorden met een hoofdletter te schrijven.
“We hebben ons gedwongen gevoeld ons af te vragen of de beheersing van de materie zinvol is. Dat niet doen komt neer op een makkelijk wegkruipen in de IXNAΘON-stoelen. En dat één dier stoelen en wel die van de fiscus-assessor, niet beheerst werd is de reden geweest van de oprichting van de commissie. De vraag zinvol-niet zinvol is een onmogelijke vraag. De commissie moet de materie béter leren beheersen. Ze kan echter ook anders met haar verworven ervaring helpen.”
Hij spoort daarom aan tot het stellen van vragen.
Am. ten Kate: “Wordt het niet tijd dat de commissie nagaat, of ze kan worden opgeheven?”
Praeses: “Deze commissie is er één waarop wij allen leven. Uit ieder verslag spreekt een moraal.”
Am. ten Kate: “Hoe kleiner leven hoe groter moraal.” Hij deelt verder mee zijn wimpers te hebben gebrand.
Am. Smit dankt de praeses voor zijn welgemeende woorden en adviseert am. ten Kate verder te gaan, het hele leven aan te durven, voort te gaan tot hij niet meer kan. Dan zal de commissie hem ondersteunen.
Praeses: “Fijn, dat u ondanks am. ten Kate’s woorden, hem toch wilt bijstaan.”

Vergadering 98 (18 november 1962): “De commissie heeft niet alleen te doen met de brute materie” zegt am. Smit (die nu de commissie is). “Ze heeft ook de goede Drentse kip kunnen bestuderen, voordat deze haar taak volbracht.”

In vergadering 100 (8 februari 1963) vermeldt Am. Smit dat de materie nog steeds niet door ieder wordt beheerst. “Maar er zijn vorderingen: wij kunnen de schommelstoel bezitten, hij wordt door ons bezeten.”

En in vergadering 101 (11 maart 1963)  brengt Am. Smit verslag uit: “de commissie wroet de laatste tijd in de materie van ons zelf, dit baarde ons kopzorgen, d.w.z. door de kop gebaard, het is dus een zeer levendige materie; deze materie kan ons bekoren, nl. voor haar dat HAAR bekoort; we maken HAAR levendig door haar wit te maken; wij zijn zo een hele avond met
deze beheersing bezig geweest; de commissie is vol hoop wat betreft de toekomst, de uiteindelijke overwinning op de materie; het heeft ons genoegen gebaard.”

In vergadering 106 ( 29 oktober 1963) moet am. Smit bekennen dat beheersing der materie steeds moeilijker dreigt te worden. De commissie heeft de levende materie in de vorm van hoogveen bestudeerd.
Alleen het Fochteloërveen is nog ontsnapt aan de mensenhanden, die het leven uit het hoogveen halen.
De commissie vindt dat voorzichtigheid geboden is bij alle onderzoekingen. De materie moet ook materie blijven.
Er moet ook liefde voor de materie bestaan, wil men deze beheersen.
Praeses vraagt of de commissie ook naar Hoogeveen is geweest.
Am. Smit antwoordt dat alleen de spelling oud is, maar dat dit nog geen reden is om de afwezigheid van hoogveen in Hoogeveen te zien bevestigd.
Am. Krajenbrink is bezorgd.
De commissie komt steeds meer in een fase van verbazing over de materie.
Gaat de materie de commissie beheersen? De materie gaat verbazen, de commissie wordt verbaasd.
Am. Smit: “De commissie blijft de baas. Dit is de reden tot verbazen.

In vergadering 107 (10 november 1963) haalt am. Smit het verhaal van Heer Bommel en de bovenbazen aan.
De energie is in geld gestopt. De materie op zichzelf is bruut. Een gram zolium kan voor een enorme energie zorgen.
Am. te Velde vindt dat de commissie een enorme invloed op het leven in Nederland heeft.

In vergadering 108 (10 december 1963) meldt am Smit: “Na de experimenten in samenwerking met M. Toonder over het gedrag der brute materie en fusie met de fijne materie, heeft de commissie een ander object gevonden.
In de bioscoop Cinema werd nl. op het witte doek getracht ook een vorm van materiebeheersing uit te beelden.
De eerste film, een tekenfilm gaf de beheersing van het samenspel te zien. Conclusie: Muizen en mensen hebben veel gemeen.
De hoofdfilm werd door de commissie afgekeurd. De manier waarop met diepzeelichamen het probleem van : ‘mogen wij zwijgen’ werd aangevat werd door deze commissie versluierd genoemd. De commissie heeft ook op dit gebied een rijke ervaring en kan niet tolereren dat de materie op dergelijke wijze beheerst moet worden.”

Vergadering 110 (31 januari 1964): Am. Smit wil eerst een dronk uitbrengen op de jarige prinses Beatrix. Dit verjaren brengt hem op verharen. Hij wijst op deze woordspeling die in het Fries bestaat, maar in het A.B.Nederlands verloren gaat. Hij verhaalt van een publiek feestredenaar, lid van de Oranjevereniging ergens in het heitelân, die het woord verjierre in de mond nam en dit z’n leven lang niet zal vergeten. Dit was dus behaarde materie. Tot slot vertelt am. Smit dat de escalope de veau, waarvan iedereen zo genoten heeft indertijd getroffen is door de IXNAΘON-banvloek.

Vergadering 115 (15 december 1964): Am. Smit onderzoekt wonderen, wonderen zullen ontkend worden.
Hij zag de zaak overhoop, tegen hoop op hoop hebben wij de zaak aangevat. “Het was een hard gevecht, het water stond ons hoog tegen de lippen; wij schreeuwden ‘freule sta ons bij en stimuleer ons streven’.  Om ons heen merken wij dat de tijd gedood wordt. Dat is fout. Wij hebben geen tijd, er kan dus geen tijd gedood worden. U ziet het, ik beheers het op een geweldige manier, want het is mijn eigen materie niet. Wij zouden deze materie op ons hoofd kunnen leggen. We moeten structuur brengen in dit brok materie.
Kunst vergt een grote kundigheid, dus het gaat samen. Wij zijn mensen ‘ohne Alternative’ “.
Hij is blij, door het duidelijk meeleven van de IXNAΘON-vergadering.
Am. Mulder: “hij heeft blijk gegeven, dat hij nog niets weet van kunst of kundigheden. Antimaterie is er ook.”
Am. Smit: “er is geen antimaterie zonder materie; er is maar weinig antimaterie.”
Am. Mulder: “dit is niet waar; neg + pos = 0.”
Am. Smit: “dat is genul.”
Am. Mulder: “dat is gelul.”
Am. Senneker: “hij is maar een chemicus.”
Am. Smit: “wij als fysici praten overal over.”
Am. Mulder: “wij kennen de processen die plaats vinden in de grijze cellen.
Zijn gedachte is duidelijk het gevolg van een chemische reactie.”

In vergadering 119 (23 maart 1965) begint amice Smit ondanks het late uur: “De materie die wij moeilijk beheersen…”, maar dan wordt het punt naar de volgende vergadering verschoven.

Op 15 juni 1965 in de 121e vergadering laat de commissie bij monde van am. Smit weer van zich horen:  “Doordat de materie weerbarstig is, komt onze vitaliteit niet tot een eindpunt. Deze commissie werd ingesteld, doordat de fiscus-assessor zijn stoel niet kon beheersen, dit is echter een triviaal probleem”.

En in vergadering 122 (14 september 1965) am Smit: “de commissie is bezig geweest, zoals zij gebruikelijk doet; zij heeft zich beperkt, laat ik mij tot die beperking beperken, tot een materie die toeneemt. Er is gesproken over zwangerschap en wie heeft zal gegeven worden. Als ik denk, ik beheers de materie, dan breidt de materie zich uit en blijkt weer beheerst te moeten worden. Dus elke keer moeten oude dingen telkens aan nieuwe generaties verkondigd worden; zonder dat hangen onze verslagen in de lucht. Wij zijn verder gekomen, meneer de praeses, maar er komen nieuwe generaties, die opgewerkt moeten worden. Daar houden wij ons mee bezig, het generatieprobleem. De commissie is wel verder gekomen, maar op wat voor manier kunnen we de beheersing van de materie overdragen? Wij vermoeien ons met didactische problemen van het overdragen van moeilijkheden van het beheersen van de materie.”

In vergadering 127 (4 februari 1966) : am. Smit: “Moet dat nu, meneer de praeses?”
Grote vreugde, alvorens te verscheiden, het verslag verder te brengen. Beste dingen worden gewrocht op de rand van de dood; ik strijd nu met de dood, ik ben hevig ziek. Heb mij gespiegeld aan Pascal met zijn eigen hoogtevrees; Erasmus leed aan de jicht, de commissie ter beheersing van de materie lijdt aan de griep. We kunnen het pas goed hebben over de beheersing van de materie, als we het hebben over de materie waaraan we het meest gebonden zijn. U herinnert zich de knobel-kokel- en hobel –enz. spelen; je probeerde je eigen knokel tegen een hobel te zetten om de materie te beheersen. Het riskante merk je pas als het je bij de handen afknapt, ze zijn dan ook nat van het zweet. Ik probeer het door te geven, blijf ver achter bij mijn plichten; geef mij verschoning, heb ik eigenlijk wel nodig; zou u clementie willen verzoeken.

In vergadering 129 (3 mei 1966) zegt am. Smit het volgende:  “keer materie om en je krijgt eiretam. Tamme eieren zijn dus tam als ze geraapt zijn. Wij beheren als ze geraapt zijn, wat weer samenhangt met paren, daarom rapen wij ook altijd een paar eieren. Wij hebben echter niet veel gedaan, de vogels wel. We hebben onze eieren niet van de eiermat geraapt. We rapen o.h.a. wel, maar leggen direct weer terug. In de geest ben ik ook echt wel mee wezen rapen. Het was een mooie tocht.”
Am. Mulder: “Am. Smit is dus toch immaterieel geweest.”
Am. te Velde: “Waarom wordt de materie weer teruggelegd?”
Am. Smit dient beiden vakkundig van repliek: “Als je materie beheerst kun je je weer onthechten en leg je de materie weer terug.”
Beheersen de jongerejaars alles al? Alles is mogelijk, alles wat mogelijk is gebeurt, alles gebeurt (H. Mulisch, Barbara).
Am. Mulder stelt een onduidelijke vraag.
Am. Smit: “Ik wil een duidelijke vraag. Dan krijgt am. Mulder een duidelijk antwoord.”
Am. Welling: “Door het immaterieel rapen en terugleggen van am. Smit leren de 1e jaars.”
Am. Hemminga: “Ik zag am. Smit niet.”
Am. te Velde: “Am. Smit is dus een oplichtend voorbeeld.”
Praeses wil het oordeel van de 1e jaars.
Am. van Os: “ik heb am. Smit niet gevoeld.”
Am. Smit: “Dan ben ik geslaagd.”

Daarna blijft het lang stil rond de commissie. In 1970, op de 160e vergadering tracht am. Smit nog eens de materie te beheersen door een verslag te leveren, waar hij al lang mee in zijn maag zit, maar de praeses wil daar een stokje voor steken:  “Am. Koster heeft alle commissies gedechargeerd.”
Am. Smit: “Dat heeft am. Koster niet gedaan, maar de praeses van IXNAΘON. U bent de praeses van IXNAΘON. De verantwoordelijkheid ligt dus bij U.”
Tijdens de 1e rondvraag ziet am. Smit dat de praeses de materie niet beheerst. De commissie moet het bestuur helpen. De stoel van de fiscus-assessor wordt niet voortdurend bezeten.
Helaas komt er geen reactie.